-
1 ошибиться
v1) gener. buiten de waard rekenen, de plank mis zijn, de plank misslaan, een bok schieten, falen, misgrijpen, missen2) liter. ernaast slaan, mistasten -
2 промахнуться
v1) gener. missen, de bal misslaan, de plank mis zijn, de plank misslaan, ernaast slaan, falen, het schot mis zijn (о выстреле, ударе и т.п.), misgaan, misgooien, misgrijpen, misschieten, misslaan, mistasten, te kort schieten (тж. перен.), zich misrekenen2) liter. een bok schieten3) milit. ketsen (в игре на бильярде) -
3 danebenhauen
-
4 verschlagen
verschlagen1————————verschlagen2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dicht-, toespijkeren ⇒ vast-, dichttimmeren4 erdoor roeren, kloppen♦voorbeelden:1 missen, ernaast gaan 〈 van een schot〉
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский